top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverGinet Balistreri

Schieten op kinderen

Oké, oké, ik geef het toe: ik was als tiener ook geen engeltje. Maar wat die ongeleide projectielen uitvraten in MIJN natuurgebied, zoiets zou ik als kind nóóit gedaan hebben. Nooit!

Laat ik beginnen bij het begin.

Om teveel irritaties op Facebook te ontvluchten en te weinig beweging als taxichauffeur te compenseren ga ik bijna dagelijks wandelen met de auto.

Ik neem altijd mijn rugtas vol fotografeerdingen mee, waarvan ik meestal niet meer dan een tiende gebruik. Maar je zal zien dat ik nèt dat ene ding nodig heb en het niet bij me heb, dus mijn hele arsenaal aan lenzen, filters, doekjes, kaartjes, batterijtjes, riemen, kapjes, en zelfgemaakte cameraregenjasjes gaat mee.

Een webinar landschapsfotografie leerde mij dat je een ‘Local Patch’ moet hebben. Dat is een stekje bij je in de buurt waar je naar hartenlust kan fotograferen. Daar had ik er -zonder het te weten- heleboel van. In de top drie staat de Biesbosch in Dordrecht. Met het autootje ben ik er in een wip. En het is zo groot dat ik het kan onderverdelen in tien aparte kleine local patchjes.

Gisteren bevond ik me in een deel van de Biesbosch waar je weinig mensen treft. Dat is een voorwaarde voor mijn fotografische qualitytime. Ik was alleen met een torenvalk, een roofvogel voor beginners. Het dier fladderde stationair boven een mogelijke snack en vloog steeds een stukje dichter mijn kant op. Het was me gelukt het dier te volgen met mijn telelens en ik had hem even later zittend op een paaltje, machtigprachtig in mijn vizier toen er achter mij een rotknal klonk. Weg poserende torenvalk. Weg perfecte plaatje. Weg goede humeur. Weg fijne wereld.

Ik draaide me nijdig om en zag een kwart kilometer verderop vier strontjong klieren met vuurwerk. ‘Bam’, dreunde het weer. Nog een allejezusharde knal. Een stel eenden spatten kwakend uit het water de lucht in en iets in het hoge gras koos het hazenpad.

Welsodeflikker, dacht ik hardop. Wie doet nu zoiets in een natuurgebied? Hoe spaak kan het thuis lopen dat je zoveel aan opvoeding mist als kind?

Ik stond even stil, naar de kakelende pubers in de verte te staren. Ik laste een spoedoverleg met mezelf in. Dit kon gewoon niet. Ik kon dit niet werkloos laten gebeuren. Natuurlijk, ik snapte het wel enigszins, vanuit hun perspectief. Ze zijn al een half jaar kort gehouden door de coronacrisis en komen ernstig vertier tekort. Maar heeft Pokémon en TikTok dan echt alle fantasiecellen in hun koppies gebackspaced, en kunnen ze niks anders bedenken dan het verstoren van de natuur? Het vredige domein van dieren die het in dit land al zwaar hebben? Die dieren hebben het nog veel zwaarder dan de jeugd, met al het gebouw en ge-asfalteer overal. En wat is er nou zo positief en vrolijk aan knallen? Wie legt het me uit? Ik heb die vorm van hersenloos amusement nooit begrepen. Toen ik zelf zo’n snotjong was al niet. Als je kickt op knallen dan zet je dat geluid op je mp3-speler, headphones strak tegen je trommelvliezen en volume op max. Doe het dan gelijk goed.

Ik begon met grote stappen hun kant op te marcheren. Zogenaamd heel zelfverzekerd maar ik had geen flauw benul wat ik ging doen. Maar niets doen was geen optie. Dan was ik medeplichtig, vond ik.

De jeugdige natuurbarbaartjes stonden best ver weg. Het zou nog een stukje lopen zijn voordat ik goed oogcontact kon maken. Had ik maar een verrekijker, dacht ik terwijl de joekel van een telelens tegen mijn bovenbeen aan bonkte.

Inmiddels had de reljeugd me in de gaten gekregen. Ze keken ginnegappend mijn kant op en gingen door met keten. Ik voelde de spanning in de groep op 200 meter afstand. Groepsdruk en sensatiezucht spatte van het niet al te snugger lijkende gezelschap af. En door die groepsdruk mochten ze natuurlijk niet onder de indruk raken van een naderende volwassene. Uit hun lichaamstaal begreep ik dat de wedstrijd ‘wie is het stoerste’ was aangevangen. De meest bange, de minst stoere en tevens de meest intelligente -vermoed ik- haakte af en verliet de plaats delict. Er bleven drie miniboefjes over.

Pas op dat moment, na een reeks verspilde minuten, besefte ik dat ik mijn camera met enorme telelens kon gebruiken als verrekijker. Om de verstoordertjes van mijn rust wat beter te bestuderen. Misschien kende ik ze wel.

Ik stond daar ferm, rug recht, de loop van mijn lens met mijn linkerhand ondersteunend, één oog dicht en het andere tegen mijn camera aan. Ik richtte op de tieners, als een jager in het bos die Bambi gespot had.

Weet je wat?, dacht ik, ik maak maar meteen een foto. ‘Klik!’ En nog één, ‘klik!’. Ik checkte op mijn schermpje of de belichting goed was en zoomde in. Een grijns van hier tot Timboektoe verscheen op mijn gezicht toen ik de geschrokken, bleekwitte koppies uitvergroot zag. Ik tuurde weer verder door mijn lens. De meisjes pakten paniekerig hun fiets en gilden naar het jongetje dat zenuwachtig stond te riverdancen op het gras. Het GIFje dat zich door mijn lens afspeelde was te amusant om verder te lopen, dus ik bleef staan, richtend en koekeloerend naar de geschrokken rotjong.

Eén meisje had haar capuchon voor haar gezicht gedaan en liep de bosjes door met haar fiets. Het andere meisje richtte in volle paniek haar mobieltje op mij en peerde hem daarna snel met haar fiets, haar vriendinnetje achterna. De jongen had zichtbaar een probleem. Een meisje kwam terug, gebarend. De rugtas van de jongen stond nog op een bankje. Hij durfde hem niet te gaan pakken. Ik gniffel weer nu ik dit opschrijf. Met zijn pet voor zijn gezicht liep hij, onder aanmoediging van het meisje, heel dapper naar de tas en ging er snel mee vandoor.

Weg waren ze. Ik heb ook geen knal meer gehoord.

Ik kon mijn fantasie niet bedwingen. Dachten ze misschien dat ik een geweer in mijn handen had? Oh, wat een genot dit! Of waren ze gewoon bloednerveus dat ze met hun smoelen op de foto gezet waren? Bij het eerste, dat ze dachten dat ik een geweer op ze richtte, hebben ze later op de foto van het mobieltje natuurlijk ingezoomd en zagen ze gewoon een fotocamera in mijn handen. Hilarisch.

Voldaan liep ik verder naar de eerdere ontmoetingsplek van de knalkids. Geen smurf meer te bekennen, maar ze hadden wel wat souvenirtjes van hun mislukte opvoeding achtergelaten. Een lege zak chips, plastic tas en ADHD-drankblikjes. Ik raapte alles op en gooide het in de vuilnisbak die verdorie op vier stappen afstand stond te smeken om vers afval.

Nou ja, het knallen was in ieder geval geëindigd. Missie volbracht.

De kindertjes waren op zoek naar spanning en ik heb ze dat dubbel en dwars gegeven. Meer dan vuurwerk ze ooit kan bieden. Dit was veel leuker!

Ik wil dit soort spelletjes wel vaker doen met de jeugd hoor. Ter bestrijding van voor de natuur schadelijk gedrag. Ik had er zelf ook wel lol aan.

Ik denk dat ik dit idee ga insturen aan de gemeente.

Kinderjagertje-middagen organiseren voor zich stierlijk vervelende jeugd. Want ja, ik heb aan de andere kant wel met ze te doen in deze rare tijd.

Ik denk dat met deze spelactiviteit de verplichte afstand ook geen probleem is.




76 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Voorkomen

bottom of page