top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverGinet Balistreri

Een kind kan de post doen



Mijn vriend verklaarde me voor gek. Dat motiveerde mij extra. “Je moet het zelf weten”, klonk zijn stem flauwtjes. Ik zweeg, zuchtte en staarde naar onze foto aan de muur. Hij hing weer scheef.

“Wil je me één ding beloven?” vroeg ik. Ik hoorde hem ‘nee’ denken. “Ik wil graag afspreken dat als het me lukt, dat je dan trots op me bent.”


Ik zei dat om een sneer te geven. Hij was gewoon niet vaak of niet duidelijk genoeg trots op me. Dit was de uitgelezen kans om hem dat onder zijn neus te wrijven. Maar Rocco was immuun geworden voor mijn sneren en zei heel koeltjes: “Natuurlijk ben ik dan trots op je.” Ik hoorde er iets plagerigs in.

Mijn mededeling was dat ik ging solliciteren. Bij een postbedrijf, als postbezorger, nog herstellende van een chronisch mankement. Twee jaar eerder knapte één van mijn ribben tijdens het hoesten. Zo’n gebeurtenis klinkt alsof je na een paar weken rust weer in topvorm bent, maar het liep anders. Dankzij gedram van een autoritaire bedrijfsmanager, een opruiende HR-miep en een corrupte arbo-arts werd ik gedwongen na twee weken weer zwaar werk te doen. Mijn lijf raakte kort daarna langdurig defect.

Nog steeds niet in topvorm, kan ik nu wel weer liggend slapen. Na de ribblessure sliep ik vijf jaar noodgedwongen rechtop zittend. In losse sessies van een uur of een half uur. Iedere keer dat mijn slapende lijf zich volautomatisch wilde omdraaien, ging de interne pijnwekker af. Dan kon ik weer opnieuw beginnen met in slaap komen.

Ik ben de eigenaar van een groeiende verzameling duurzame ongemakken. Twee jaar geleden brak ik mijn linkervoet. Die was jaloers op mijn rechtervoet, die al vijftien jaar alle aandacht kreeg na een autorij- en ziekenhuismisser. Zit ik dan zo gebrekkig in elkaar? Nee hoor. Ik ben alleen onhandig en heb aanleg voor dystrofie, een slechte combinatie. Na elke kneuzing of breuk kan ik rekenen op jarenlang ‘plezier’ daarvan. Verder functioneer ik aardig.

Mijn voeten zijn wel een dingetje. Rennen gaat niet meer, maar dankzij aangepaste schoenen kan ik wel weer wandelen. Geen Nijmeegse vierdaagse, maar relaxte stukjes in een nog relaxter tempo. Ik sleepte Rocco dikwijls mee, fijn banjeren in de natuur. Hij schoot dan als een opstandige puber in de slachtofferrol. Wandelen is niet zijn hobby. En als Rocco iets moet doen wat hij niet leuk vindt, dan is hij niet gezellig. De lol van samen wandelen ging er snel af. Dan maar in mijn eentje. Dat bleek zowaar veel leuker. Bij elk afleidend voorwerp kon ik stoppen en stilstaan zo lang ik wilde. Ook was de kans op verdwalen veel groter zonder Rocco als navigatiesysteem, waardoor de wandelingen spannender werden, en langer.


Post bezorgen. Het leek me wel wat. Lekker in de buitenlucht, in je eentje werken, geen gezeur aan je hoofd en vrij om er lang over te doen. “Ik kijk hoever ik kom, en als het niet gaat dan doe ik het in twee keer”, beloofde ik Rocco en mijn arme voeten.

Met een tekort aan mensen die bereid zijn te werken voor een uurloon net genoeg voor een Magnum werd ik aangenomen. Eigenlijk al bij de drempel van het hoofdkantoor. Ik kreeg een spoedcursus postbezorger, een fietstas en plattegrondje. De fietstas ging de trapkast in. Bagageloos fietsen ging al erg moeizaam, dus met vijfentwintig kilo post vooruitkomen ging hem niet worden. Ik had een oude-vrouwtjes-boodschappenkarretje bij de kringloopwinkel gescoord en daar stopte ik de post in. Ik had mijn route zo uitgestippeld dat ik twee keer terug bij mijn strategisch geparkeerde auto uitkwam en kon herladen.

Het was veel. Volgens het postbedrijf stond er anderhalf uur werk voor. Nu ben ik zo sloom als een kreupele slak, maar anderhalf uur zou de wereldkampioen hardlopen met een flinke dosis doping nog niet redden. Daar zat dus het mensonterende zakelijke foefje in: zet op papier dat het anderhalf uur werk is, en betaal op die manier je volwassen werknemers legaal krap vier euro per uur uit. Ik deed er meestal vier uur over. Een niet te vermijden plaspauze niet meegerekend.

Het viel me zwaar. Ik begon fris marcherend, neus in de wind, schouders recht, vriendelijke glimlach. Ik eindigde sloffend, in ademnood, met kromgebogen rug en een treurwilggezicht. Ik verzon van alles om het vol te houden. De boodschappenkar was het toch niet helemaal. Ik kreeg nekkrampen van het trekken. De kar duwen was ook geen succes: de kar zwiepte dan als een dronken neuroot naar rechts en links. De pittige route zou zigzaggend dubbel zo lang worden.

Mijn nieuwe tool werd een grote kinderwagen. Lang leve de kringloopwinkel! Het uitzoeken van de kinderwagen deed ik samen met Rocco wat voor een toefje surrealistische romantiek zorgde. De kinderwagen was keimooi. Een donkerblauwe. Ik liet de zonnekap erop om mijn post tegen de zon te beschermen. En om voor hilariteit te zorgen bij nieuwsgierige passanten die een voorbarige, vertederende blik wierpen in de wagen.

Ik leerde vrij snel dat de rem op de kinderwagen nut had. Op de eerste dag dat ik de kinderwagen gebruikte was ik hem opeens kwijt en zag ik het ding een eindje verderop de straat oversteken. De omhoog gewaaide bovenste laag post die ik van verschillende plekken op moest rapen maakte de openbare blunder compleet.

Er waren ook leuke dingen aan mijn kersverse baantje. De poesjes in de wijk die ik mocht aaien. De poesjes die ik niet mocht aaien waren ook leuk. De boze hondjes, alerte hondjes, enthousiaste, vriendelijke hondjes en de laconieke, luie hondjes. Leuk, leuk, leuk.

Aan het einde van de dijk woonden twee stoere herdershonden. De eerste keer dat ik met mijn arm over het hekje strekte om de groene plastic postbak open te klappen, ging het blafalarm af. In stereo. Tussen elke blaf klonk een hees gegrom. Ik deed een moedige poging de twee pissige roofdieren met mijn hoge babypraat-stem te versieren. Op een pieptoon vroeg ik melodieus: “Istie dan een koetjiekoetjiemooiehondjie dan?” En jawel, hop, daar gingen de oortjes strak omhoog en de koppies schuin. Ze gromden nog zachtjes uit voorzorg, maar na de tweede ontmoeting waren we vriendjes, dankzij mijn infantiele piepstem. Elke week keek ik naar ons steeds amicaler wordende onderonsje uit. Zij keken ook naar mij uit. De zwiepende staarten klopten op de schutting zodra ze de wieltjes van de kinderwagen hoorden.

Op een dag liep ik de dijk op, me verheugend op mijn wekelijkse praatje met de twee herdershonden. Voor het eerst was de baas thuis. En hij schrok toen hij me aan zag komen. Ik reikte met mijn arm over het hekje, iets wat ik inmiddels al meer dan tien keer had gedaan. “Nee, pas op”, schreeuwde hij. En angstig greep hij de twee honden vast bij hun halsband. De honden waren even in de war maar door de overspannen baas moeten ze gedacht hebben dat ze lelijk moesten doen. Ze zetten het op een blaffen en grommen. “Ik heb ze goed vast, hoor”, riep de baas. “Doe de post er maar in.” Ik gehoorzaamde de baas braaf en wisselde een blik met de honden. Het leek of ze me smeekten alsjeblieft geen babypraat te doen nu. Ik liep zwijgend verder. Toen ik de week erna weer bij de honden aankwam was de baas er niet. De staarten zwiepten hard tegen de schutting. Ik kreeg dit keer zelfs een lik op mijn hand. Met een grijns maakte ik die dag mijn postwijk af.


Nog iets leuks aan mijn postbezorgdomein was de rij kastanjebomen op de dijk. Ter compensatie voor mijn magere loon raapte ik de gevallen tamme kastanjes als gevonden goudstukken op. Aan het eind van mijn route had ik een kinderwagen vol. Een dijkbewoner had een briefje op zijn hek gehangen: ‘Niet in onze tuin komen om kastanjes te rapen a.u.b.’ Zij beschouwden de kastanjevondelingen als hun eigendommen blijkbaar. Bij gebrek aan een brievenbus buiten het hek moest ik de tuin in om de post te bezorgen. Voor die extra stappen claimde ik een kastanje of tien uit hun tuin. Dat was het maximum aantal wat in mijn jaszakken paste. Wellicht sta ik op de camerabeelden, bedenk ik me nu. Ik ben er nooit op aangesproken. Misschien vonden ze me wel zielig omdat ik zo sneu over de dijk strompelde en telkens over de stenen egel bij hun voordeur struikelde.

Ik was ook wel zielig eigenlijk. Niet alleen mijn voeten vonden de route onaangenaam, ook mijn ribbenkast protesteerde.

Toen het postbedrijf bekendmaakte dat na een reorganisatie alle postwijken in grootte verdubbeld werden, moest ik ermee stoppen. De kinderwagen zette ik op Marktplaats. Een buitenlandse vrouw reageerde in gebrekkig steenkolen-Nederlands dat ze hem wilde overnemen. De jonge vrouw met bolle buik vertelde dat ze in de steek gelaten was en weinig geld te besteden had. Ik gaf de kinderwagen gratis mee. Rocco was trots op me dat ik dat gedaan had. Dat dan weer wel.

55 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Voorkomen

bottom of page