Dwarsbomen
- Ginet Balistreri
- 13 apr 2020
- 7 minuten om te lezen
Ik woon in een huurhuis van de gemeentelijke woningstichting, in een volkswijk.
Geen moment dat ik me daarvoor schaam, integendeel: ik mag mijzelf hierdoor een zeer gelukkig mens noemen.
Vijfentwintig jaar geleden, tijdens een verveelmoment, in mijn ruime flatwoning waar op zich niks mis mee was, schreef ik me in een impulsieve bui in als woningzoekende. Ik had binnen een jaar de sleutels van mijn huidige, knusse rijtjeshuis in mijn handen.
Dat waren nog eens tijden.
Ik had zelfs -best ondankbaar- een eerder aangeboden huis geweigerd. Waarop ik beloond werd met een veel beter huis. Een huis met een voortuin, achtertuin en een zolder. Precies zoals het in ƩƩn van mijn minder veeleisende dromen denkbeeldig genoteerd stond. Die boerderij met paar hectare grond, dat kwam later nog wel.
Ik nam, min of meer vrijwillig, wat architectonische aanpassingen van de vorige huurder over. Dat waren grappige dingen zoals een nephaard op de plaats waar een gaskachel hoorde te staan en een wasmachine-aansluiting in de slaapkamer, maar ook een ooit schattig huiskamerconifeertje, dat in de achtertuin was geplant. Het ding ontpopte zich in moordtempo tot een metershoge dennenreus.
De Turkse buurman vond het ding stom. De reuzenconifeer bleek precies in de weg te staan voor een acceptabele werking van de nu weigerende ontvangstschotel op zijn dak.
Mijn boom ging niet weg. Punt uit. Het was inmiddels het vaste honeymoonhotel geworden voor Familie Ekster. Niks zo leuk als jonge eksters in je tuin. Als dat grut eenmaal geluid maakt, dan zou je zweren dat ze van oma en opa Ekster een gameboy cadeau hebben gekregen. De meest aparte computerspelachtige tonen galmden door mijn achtertuin.
De combinatie katten en eksterpubers is ook amusant.
Elke ochtend tikte een jonge ekster op het slaapkamerraam. Waar mijn kat ook was, hij rende dan meteen naar het raam om samen āop safeā te spelen. Het glas tussen mijn roofdier en het fladderende prooidier mocht de pret niet drukken. Hun zelfverzonnen spelletjes, waar ik nooit de exacte spelregels van ontcijferde, duurden soms wel aan half uur lang.
Wat de buurman kon, kon ik ook.
Ik plantte van alles in de tuin, in de hoop op veel en hoog privacy-vriendelijk groen. Het merendeel mislukte maar het planten van een kersenboom en een in het park gejat stekje klimop behoren tot mijn zeldzame groene successen.
Ik kreeg van De Schepper, of ik geloofde of niet, ook allerlei gratis groen in mijn tuin. Bloemen die er ineens waren, plantjes die als een sprookjesachtige bonenstaak de hemel in groeiden, en bomen die bij nader onderzoek geen bomen hoorden te worden.
Naast mijn geconfisqueerde klimplant die de voortuin onder handen nam, groeide in de achtertuin een mij onbekende klimplant met een sterke wil.
Ik bracht enkele jaren geleden de intieme zolderverdieping, na die ruimte lang genegeerd te hebben, eindelijk weer eens een bezoek, met als doel een vermist stuk gereedschap tegen het lijf te lopen. Bij het openen van het krakende zolderluik werd ik netjes en beleefd begroet door slierten oerwoud die mijn zolder blijkbaar hadden gekraakt. Meterslang was de klimop mijn huis ingegroeid.
Een goed idee voor een horrorfilm, besef ik me nu.
Ik vond het allemaal prachtig.
Met trots had ik een snelkoppeling op het bureaublad van mijn laptop gemaakt naar Google Streetview, waar een mysterieus, bijna buitenaards fenomeen verscheen in de Vogelbuurt Dordrecht, mijn wijk. Je hoefde er niet eens ver voor in te zoomen.
Ik wist wat het was, maar hoeveel kijkers zullen zich afgevraagd hebben wat die grote groene vlek ter hoogte van de Kokmeeuwstraat betekende?
Mijn tuin.
Mijn trots.
Het weelderige natuurschoon was, soms letterlijk, een doorn in het oog van de opzichter van de woningstichting.
āU houdt uw tuin niet goed bijā, jammerde de opzichter aan mijn voordeur, wijzend naar de rimboe waar hij zich zojuist doorheen geslagen had met zijn aktetas.
āU bent gewoon jaloersā, antwoordde ik dan.
Onze woordenwisselingen werden nooit meer dan abstracte pogingen tot compromissen en misten keer op keer het doel van de woningstichting: het vernietigen van mijn privƩjungle.
āU bent dwarsā, riep een collega van de opzichter, die denk ik gestuurd was omdat de opzichter zelf de discussie niet meer aan wilde gaan, zelfs betaald niet.
āDat bent u zelfā, zei ik met armen over elkaar.
Dat ging een jaar of twee goed zo. Ik stond mijn mannetje wel tegenover die natuurbarbaren.
Mijn gigantische reuzenconifeer daarentegen niet. De piraterij van de zelfrijzende, onbekende klimplant werd de naaldengigant te veel. In de top was nog wat groen te zien wat aan de conifeerkolos toebehoorde. Het groen daar beneden was van de klimplant. De conifeer was voor meer dan driekwart kaal, dor en bruin.
Meneer en mevrouw Ekster kozen eieren voor hun geld. Ook zij schreven zich in voor een andere woning en hadden binnen een jaar elders een beter kraambed gevonden. Het door opdringerige klimplant verstikte conifeergevaarte diende sindsdien als hangplek voor luidruchtige mussenjeugd. Ook leuk.
Na twee jaar kreeg ik post van de woningstichting. Ik hield mijn groene hart vast.
Gelukkig was het alleen maar een fikse huurverhoging en een paar wijzigingen in het huurcontract.
Ik propte de post tussen de stapel met ander schriftelijk gedoe.
Een week later had de opzichter genoeg moed verzameld om stiekem, op zijn tenen, stilletjes een briefje door mijn brievenbus te schuiven. Ik zag hem nog de hoek om rennen toen ik nieuwsgierig de deur opende en tussen mijn takkenbos gluurde.
Ik vouwde het briefje open en las de niet mis te verstane, straffe woorden van de woningstichting:
Geachte bewoner(s) van het adres: Kokmeeuwstraat 58, 3312SN Dordrecht
De conifeer in uw achtertuin dient gekapt te worden om de volgende redenen:
- De boom overschrijdt de maximum toegestane hoogte met minstens vijftien meter, zie betreffende regels in het nieuwe huurcontract.
- De boom is niet gezond meer
- De boom zorgt voor overlast voor buren, en risicoās voor omwonenden
U dient de boom te kappen binnen de termijn van 14 dagen.
Tevens dient u uw achtertuin en voortuin te snoeien, binnen 14 dagen.
Wanneer u in gebreke blijft zien wij ons genoodzaakt een specialist in te huren voor het kappen van de boom en het snoeien van de tuin. De kosten hiervoor worden aan u doorberekend.
Hoogachtend, de Gemeentelijke Woningstichting
Mijn junglebloed kookte van woede en ik stampte naar de telefoon om me op de eerste de beste telefoonstem van deze flutwoningstichting die mijn oor bereikte af te reageren.
"Regels zijn regels", klonk het argument aan de andere kant van de lijn.
āWat zijn dat voor regels?ā tierde ik terug.
āHet staat in de laatste wijzigingen van het huurcontract, mevrouw Balistreri. Als het goed is, heeft u die vorige week per post ontvangen. Bomen mogen niet hoger dan drie meter zijn.ā
āIets van drie meter noem ik geen boom, dat is een struikje of plant. Hebben jullie serieus het huurcontract gewijzigd om al het groen in de wijk wettig te mogen saboteren?ā
-stilte-
Ik ging verder: āEn hoe denkt u dat ik dit klusje moet klaren? De voor- en achtertuin snoeien? Uit een helikopter hangen met een heggenschaar? Ik heb wel een heggenschaar, maar geen helikopter!ā
āU kunt hulp vragen bij het Sociaal Wijkteam als u niet weet hoe u dit in uw eentje moet doen.ā
Dat deed ik, met enige tegenzin, en ik kreeg hulp. De termijn werd voorlopig opzij geschoven en ik kreeg de mogelijkheid mijn gelijk te halen door het inschakelen van een bomendeskundige. Dat zou ze leren!
Op een dag kwam ik met mijn autootje thuis en wilde ik parkeren zoals ik dat altijd deed: tussen het hoekhuis en de lantaarnpaal door, half op de stoep. Dat lijkt asociaal maar het is eigenlijk heel sociaal. Doordat ik zo parkeerde konden alle buren hun auto ook nog kwijt. Parkeerde ik netjes aan de kant van de weg dan kwamen mijn buren en ik net een metertje of drie tekort.
Door mijn abnormale parkeermanoeuvre raakte een tegenligger helemaal van slag. Hij wilde met zijn auto opzij gaan voor me, maar ging daardoor juist in de weg staan. Na wat gebarentaal en geduld stond ik dwars op de stoep geparkeerd. Ik stapte uit en zag dat de tegenligger ook geparkeerd had en uitstapte. Een oudere meneer met een warrige, grijze krullenbol liep naar me toe terwijl hij dolenthousiast riep: āDat is me een fantastische parkeeruitvoering, mevrouw!ā
Een beetje verbaasd lachte ik terug. Ik wist ook niet zo goed wat ik hierop moest zeggen. De verstrooide professor vroeg of ik toevallig op nummer 58 woonde. Ik knikte en toen stelde de amicale opa zich voor: āAangenaam, ik ben Bas de Bruin, bomenexpert. Ik kom naar je tuin kijken.ā
Ik had de strijd met de woningstichting al gewonnen, dacht ik meteen. Wat een toffe peer was dit.
Ik stelde hem aan mijn bomen en overig groen voor. āPrachtig!ā riep hij de hoogte in.
De laurier, de kersenboom, de onvruchtbaar geworden appelboom en de klimop, ze kregen allemaal lovende recensies van de bomenprofessor. Alleen de conifeer, ja die was er echt beroerd aan toe en kon toch beter uit zijn lijden verlost worden. Ik nam het, zo mak als een lammetje, meteen van hem aan.
Een maand later, want ik wist ƩƩn en ander uit te stellen door te zwaaien met uitgeprinte wetsartikelen der bescherming van broedende vogelsoorten, kwam een kapploeg huishouden in mijn tuin. Het Sociaal Wijkteam zorgde ervoor dat ik de kosten niet hoefde te betalen.
Ja, ik heb gehuild. Een gillende kettingzaag verruĆÆneerde mijn paradijsje.
Ik mocht het onderste deel van de levenloze conifeer behouden, tot drie meter hoog.
Dat dient nu als kattenkrabpaal en vogelvoerplaats.
Een ludieke combinatie.
De kersenboom moest helemaal weg. Die stond te dicht op de grenslijn met de buren, en de herziene versie van het huurcontract zei dat dat niet is toegestaan. Zelfs niet als de buren het okƩ vinden.
Bij elk stukje dat van mijn mooie kersenboom vernietigd werd, haatte ik de mens een stukje meer.
Dat ik moest wennen aan mijn kale tuin is tƩ zacht uitgedrukt.
āJoh, je hebt nou toch veel meer licht?ā probeerde de kettingzager me op te vrolijken.
āWanneer heb je mij horen zeggen dat ik meer licht wilde?ā siste ik terug.
Het duurde een krappe negen maanden.
Tot de stand woningstichting-kersenboom 1-1 was.
Met het verplaatsen van de vuilcontainer ontdekte ik het.
āKersen? Huh?ā mompelde ik tegen de nog lichtrode geschenkjes van Moeder Natuur.
Dankzij vogels, bijen of gewoon Het Lot groeide er drie meter naast het stoffelijk overschot van mijn vermoordde kersenboom een nieuwe kersenboom!
Ha, woningstichting, nu jij weer, met je stomme kapmanie.
Na grondig onderzoek ontdekte ik op zes plekken in mijn voortuin prachtig kersenboomnageslacht.
Het is nu drie jaar later, april 2020.
Ik zit te genieten in mijn voortuin, op mijn zelfgemaakte houten bankje, een plank op twee stukken dooie conifeerstam. Ik knik goedkeurend naar de honderden witte kersenbloempjes met bijbehorende bijtjes en vogeltjes.
De stand staat nog steeds 6-1 voor de kersenboom.
De opzichter is al jaren in geen velden of wegen te bekennen. Misschien een carriĆØreswitch gemaakt.

Comments