
Een theepot met een verhaal. Die theepot heb ik. Nog steeds.
Ik keek het zilveren ding recht in zijn snuit aan.
“Kan ik dat gebruiken?”
“Nee joh”, was het antwoord van mijn moeder, die de theepot minderwaardig voor mijn neus showde. “Dat is niet lekker, dan heeft de thee een zilversmaak.”
Mijn moeder had de theepot speciaal voor mij apart gehouden. Zij vond het ding in het huis van mijn rijkste tante, waar ze aan het schoonmaken was. Tante wilde hem weggooien. Waarop mijn moeder hem mee naar buiten smokkelde, aan de arm bungelend. Met een dof plofje belandde hij op de achterbank.
Ik pakte de sierlijke Pickwickschenker in mijn handen en rook eraan.
De geur van Marlboro light.
Die heeft al een aardig tijdje in mijn moeders grote stalen, 70 PK, achterwiel aangedreven asbak gelegen, dacht ik.
Mijn moeder had bedacht dat het zilver nog wel wat op zou kunnen brengen voor haar behoeftige pechdochter. Dus om die reden gered van de kliko. Lief.
Ik had geld nodig. Niet om iets duurs te kunnen kopen, maar om te kunnen eten, en zo van die dingen.
Wekenlang verzamelde ik moed om het zorgvuldig geselecteerde aantal eigendommetjes te verkopen bij een opkoper in de stad.
En wekenlang heeft de theepot in mijn huiskamer gestaan. Op een alleraardigst plekje, naast de bank, met uitzicht op de achtertuin vol georganiseerde chaos en katten.
Hij voelde zich thuis. En ik begon het ook de normaalste zaak van de wereld te vinden dat hij daar stond.
Maar toen kwam de dag dat ik de theepot beetpakte en oneerbiedig in een plastic tasje frommelde. Daar lag hij bovenop restanten brons en zilver uit een ver beeldhouwverleden en een multomap met Nederlandse munten uit vroegere tijden.
Die map met munten was een cadeau van mijn opa, die er niet meer is. Bedoeld als erfenisje.
Ik heb, behalve het opschroeven van mijn bestedingsvermogen, niks met munten verzamelen. Maar ik voelde me toch enorm bezwaard om opa's cadeau mijn huis uit te doen.
Ik herinner mijn opa als een man met humor, een beetje 'stoute' man, die genieten van het leven belangrijker vond dan een lang leven. Hij had ook zijn serieuze kanten, en daar had ik dan weer weinig mee. Het verzamelen van postzegels en munten was één van zijn serieuze kanten.
Nu gaan de munten weg.
“Maar...” praatte ik tegen mezelf, “doordat deze tastbare herinnering aan opa verdwijnt, blijven de veel leukere, niet tastbare, herinneringen over. En die worden dan sterker.”
Ik praat wel vaker foute dingen met gemak weer goed.
Maar het blijft een verschrikkelijke, laffe daad, het verpatsen van opa's cadeau.
De zilveren theepot.
Hij hobbelt in de plastic tas in mijn fietsmand, samen met opa's muntenverzameling en bonkjes edelmetaal.
Op weg naar een opkoper, die vast en zeker keihard en meedogenloos was.
Daar aangekomen bleek het een vriendelijk en beschaafd man. In een tot de verbeelding sprekend, tot de nok toe gevuld, miniatuurwinkeltje.
“Goedendag mevrouw. Waarmee kan ik u van dienst zijn?” zei een glimlach met een geruite pet op.
Ik liet vol trots de theepot als eerste zien. Zo kon ik het gênante moment van het afdanken van de muntenmap nog een beetje uitstellen.
De aardige meneer zweeg heel diplomatiek, na een snelle blik op de theepot, en hij vroeg me de rest te laten zien. Ik had geen idee of dat een goed of slecht teken was.
Ik pakte de brokstukken brons en zilver uit de tas en keek de opkoper aan. Nee, hij wilde gewoon eerst alles uit de tas zien voor hij wat ging zeggen, dat was duidelijk.
Met het schaamrood tot op mijn beide oorlellen pakte ik de multomap uit de tas en frommelde het plastic tasje schoorvoetend tot een prop.
Ik lette op elk detail van de uitdrukking op het gezicht onder de geruite pet.
Nog steeds dezelfde glimlach.
“Kom maar even mee” zei de opkoper die de spullen onder zijn arm meenam.
Ik liep mak achter hem aan, een vrij intiem kamertje in. De afgedankte spulletjes keken me verwijtend aan toen ze een beetje slordig op een tafel werden gelegd.
Ik slikte. Totaal geen benul wat het spul waard was keek ik de opkoper vragend aan.
“Wat wil je ervoor hebben?”
Die vraag kwam gek genoeg gehaal onverwacht.
Ik begon wat over de theepot te babbelen, dat er een echt zilvermerkje in stond. “Kijk maar onderop, het is echt”. En dat de munten op volgorde en compleet waren, en de brokstukken brons toch best wel wat aan gewicht hadden. Ik babbelde net zo lang tot de opkoper het zat was en zelf een bedrag noemde. “Vijftig euro.”
Ik keek hem aan.
”Voor wat?”
“Voor alles totaal.”
Ik vond dat best genoeg, maar blufte: “Oh, ik had eigenlijk honderd euro in gedachten.”
Stilte.
"Als je die theepot weer meeneemt dan geef ik je vijfenzeventig euro.” De opkoper had het ding al in zijn hand om hem aan me te overhandigen.
Ik mimede mijn onbegrip en kreeg daarop vriendelijke en heldere uitleg.
De theepot was verre van zilver, kwam uit Arabië en was geen hol waard. Wel een leuk ding, hoor. Maar geen verkoopwaarde.
“Verder nog vragen, mevrouw?”
Ik ben akkoord gegaan.
Voordat ik uit het kamertje vertrok keek ik nog even om. Ik keek naar de multomap. ‘Sorry opa’ galmde het in mijn schuldig brein.
Met kromme rug en neergebogen hoofd pakte ik de euro's aan, bedankte ik de opkoper met fluisterstem en fietste ik met meerdere discussiërende stemmetjes in mijn hoofd naar huis.
Thuis heb ik de theepot meteen uit zijn plastic reistas bevrijd en weer op zijn oude vertrouwde plek bij het raam gezet.
Ik ging ernaast zitten en speelde de film van wat gebeurd was opnieuw af in mijn hoofd. De theepot keek naar buiten. Naar de katten. Die flikten zulke dingen niet met hem. Ik wel.
De Arabische theepot heeft me vijfentwintig euro opgeleverd.
Veel geld, voor de begrippen van mijn huishoudboekje.
En ik heb hem nog.
Dus wanneer ik weer eens blut ben, kan ik hem in principe nog een keer meenemen naar een opkoper. Hoe vaak zou dat lukken, om er vijfentwintig euro voor te krijgen als ik hem weer mee naar huis nam? Mijn hoofd tolde ervan.
Deze theepot is goud waard!
Er moet toch wel een torenhoog bod komen wil ik deze theepot ooit echt wegdoen.
Ik denk dat ik hem bewaar om later aan mijn kleinkind te schenken.
Comments